Bestaansrecht

Bestaansrecht I

Het was de crux van die discussie die we eens hadden over er mogen zijn, ook als anderen je dat niet verteld hebben, en zoeken naar een antwoord, waarom dat dan zou mogen, en of dat antwoord kon liggen in je verdiensten, aan de samenleving, of simpeler, je werkgever.

En het heeft me niet losgelaten, dat dat woord zelf zijn bestaansrecht niet kan verwoorden, want hoe kan iets wat er gewoon is, ofwel bestaat, zich daar het recht toe moeten toe-eigenen? Als dat het geval was, dan bestaat het dus niet, tenzij die verworvenheid er is.

De vraag naar je eigen bestaansrecht verbergt eerder een pijn, een vermoeden dat het recht niet verworven was, en zo, dat je bestaan niet verworven was, en zo, de conclusie dat je niet bestaat.

Als schim beweeg je door het land der levenden en zoek je naar die aha-Erlebnis die je terugbrengt: dit is waarom ik er ben.

Dan zou ik alleen maar zeggen: die reden, die zijn we allang kwijt, dat is de Verlichting --- voelt je bestaan daarmee minder bezwaard? Die aha-Erlebnis vind je niet door de reden na te jagen; redeloosheid losten we op door geen reden meer te hebben, er gewoon te zijn, en dan belangrijker, door je dispositie, je houding naar het leven.

Het zijn, daar hebben we hoogstens toegang toe via ons eigen zijn, dus menszijn en bestaan. Als je van deze kant uit op onderzoek gaat, dan bestaan alleen die dingen waar je ook connectie mee maakt.

Elke reden zal hol zijn; elk argument die je kan geven waarom jij er mag zijn vraagt naar een aanname dat deze genoeg reden geeft dat jij er mag zijn, en erger, verwacht dat er een andere weg is, waarin dit niet genoeg was, en daardoor zal sterven.

En wie beslist dan, welk recht welke is? Het lijkt erop dat dat het lot is, die bepaalde waar we opgroeiden, wat onze maatschappelijke uitgangspositie werd, welk paspoort we hebben, en Lot, was dat niet een ander woord voor onwetendheid?

Het is mij net zo arbitrair als zo te leven: ik ben er gewoon, jij raakte mij, met woorden, gevoelens, gesprekken. Jouw zijn is er in de aanraking van mijn menszijn waar ik toegang toe heb, naar de jouwe waar jij toegang toe hebt, en van daaruit naar vele wezens, en planten, en dieren, en de planeet, en dat is mooi, dat vind ik waanzinnig waanzinnig mooi.

Bestaansrecht II

Je vraag naar bestaansrecht, is dat niet die pijn die je ervaart vanuit je angst, dat je eigenlijk niet bestaat?

Er toe doen, ergens onderdeel van uitmaken, dat is zo belangrijk. Het trauma, dat je er niet toe doet, van niet gezien worden, het is onverdraaglijk.

Het verhaal waar je in ingebed bent, verleent een grond van waaruit je over je lippen probeert te krijgen: "ik mag er zijn --- ik ben er".

De enige vraag die er toe doet is de vraag naar het zijn. Je ontkomt niet aan de vraag en je ontkomt niet aan je verhouding, aan je afbakening van zelf en ander.

Het trauma van geboorte, van ontwakening, van volwassenwording, het is een zoektocht naar grond waar we heimelijk een afgrond ervaren en toch een kleedje overheen leggen. We zijn het gaan noemen existentiële angst, nihilisme, en geloven dat er geen waarheid meer is. We zien dat anderen hun waarheid leven en geloven dat er geen waarheid meer is.

De gedeelde geloven tussen zielen, toen was er waarheid. De resonantie van zielen met liefde, dat is waarheid.

Bestaansrecht III

Van alles wat onaf was, is het nog steeds dat --- de vraag naar het zijn. Wie we zijn, een mensheid op zoek naar zichzelf, een zoektocht naar gronding. Onbewust besproken met een versie van jou, die, erop terugkijkend, niet 'echt' te noemen is.

Ons gesprek staakte in mijn onkunde om woorden te vinden; nu ben ik te laat, de dood die bestaanshorizon waar ik niet overheen kan kijken.

Dood --- ik kan het haast niet geloven, onbevattelijk in haar onomkeerbaarheid. Zijn was verbonden met tijdelijkheid, dat had ik wel geweten, en toch ---

Misschien was er ook dat, een gebrek aan noodzaak om door te gaan; onze tijd besteed aan verwevenheid met naasten, een zoektocht gestaakt, zomaar, om te leven.

Je liet zien dat je jezelf letterlijk kan aarden, dat je wordt wie je bent met de mensen van wie je houdt, vanwege de mensen van wie je houdt, dienend zonder aanspraak op ontvangst.

Dan blijft er voor ons over, hoe jij leefde, hoe ik leef. Het voortborduursel der mensheid immer: het recht werd niet verworven, de grond werd je gegeven.

Terug naar columnoverzicht