Tegenhipster

“Vind je jezelf nou daadwerkelijk zó interessant, met je geblokte ruitjesblousjes, dat je genuanceerde reportages van de Correspondent op je Facebook plaatst; dat je altijd de laatste indie muziek luistert; dat je een foodtruck begint; dat je geen fiets gebruikt, maar een step (oh nee, een ‘wakescooter’); dat je houdt van koken en daarom reist naar Zuidoost-Azië en daar ook nog jezelf opnieuw uitvindt. Nee! Hou die hipsters alsjeblieft uit m’n buurt. Ik ben ertegen! Maar.. ik hou ook van koken en Azië en, eh, sommige, eh, vormen van indie muziek. Eh, ja, nee….? Waarom ben ik eigenlijk tegen?”

Dit soort zelfmonologen komen regelmatig in me op, sinds de hipster haar intrede deed in de samenleving en ik onaangenaam tegen ze aan loop. Dan bedenk ik steeds weer: ik ben tegen, en toch lijk ik er ook een beetje op. Dus waar hebben we het eigenlijk over?

Een hipster is volgens mij iemand, die tegen een maatschappelijke mainstream ingaat, op zoek naar authenticiteit en waardes in een tijd van technologische stroomversnellingen en informatie-overloads. Wat is het gevolg? Eigenlijk een tegenbeweging gebaseerd op waarden als ambachtelijkheid, duurzaamheid, schoonheid, puurheid. Oh, maar daar kan ik eigenlijk niet tegen zijn.

In de praktijk zie je een alternatieve vorm van ondernemen waar ik gemengde gevoelens over heb. “Concept stores”, of mensen met van die duurzame/dure zelfgemaakte meubels van gerecyclede materialen, of foodtrucks en zelfgemaakte kleding. Allerlei zaken die eerlijker, liefdevoller en met meer aandacht gemaakt zijn, maar eigenlijk niet in mijn studentenbudget passen. En toch, it makes sense waarom dat soort producten duurder zijn. De kosten van producten bestaan uit flink wat arbeidsloon (verkoop, administratie, vervaardiging). Als twintiger in deze tijd ben je je toch echt wel bewust dat je een normaal loon moet kunnen vragen voor je uren, hoeveel vrijwilligerswerk je ook zou willen doen.

Een tosti uit een truck van 4 euro of een houten krat met hendels van touw voor op je fiets van 20 euro zijn gewoon logisch, als je erover nadenkt. Tegelijkertijd is het echt wel pervers. Want wanneer iets made in Bangladesh is (of waar zich nu weer het laagste lonenland bevindt), dan zijn die kosten voor arbeidsloon weer niet zo logisch. Alles anders wat verkocht wordt in deze economie wordt tragisch onder een redelijke kostprijs verkocht. Waarom zou de hipster dan wel een normaal loon mogen krijgen?

En toch – ik kan niet écht tegen zijn. Ik vind recycling, eigen vaardigheden ontwikkelen, lokaal produceren, met je omgeving bezig zijn, ambachtelijkheid hervinden en esthetiek juist goede dingen om je aandacht op te richten. Ik verbouwde verdomme al groente vóórdat city farming hip werd en een programma op de EO kreeg. Ja, daarom werd city farming ook hip – omdat we dat soort waarden meer in het oog zijn gaan hebben. Mijn mentaliteit omschrijf ik dan ook wel eens als die van de proto-hipster. Tégen zijn vóórdat het hip is om tegen te zijn (ik deed het al, voordat de hipsters het deden!). Tegelijkertijd voert het toch terug op diezelfde waarden. Ik verzamel cd’s omdat het zonde is een cd collectie weg te doen. Mijn huisdier is een plastic koe. Ik schilder wel eens m’n eigen meubels wel en begin dit jaar aan moestuin versie 3.

Wat ik misschien dus eigenlijk niet kan hebben is het meegaan met een tegenbeweging, zonder ook de perversiteit ervan te ervaren. De beweging naar mooie waarden heeft de vorm van een dubbele beweging. Van tegen milieuvervuiling zijn, maar wel veel reizen om culturele openheid te ervaren; van tegen het financiële systeem zijn, maar eigenlijk de waarde van geld niet hoeven voelen omdat je geen reële geldnood lijdt (of altijd weer terug bij je ouders kan gaan wonen als alles misgaat); van marxistische ideeën omarmen, zolang ze door Rutger Bregman verwoord worden (omdat het marxisme zich historisch niet echt goed ontplooid heeft en je op zoek bent naar ‘realistische’ alternatieven); van tegen de universiteitsbesturen optreden, maar tegelijkertijd je dan vooral richten op je eigen nadelen, d.w.z. de afschaffing van de studiefinanciering. Al dit voelt wel eens als symptomen van een wereld die out of control is. De mens zit denk ik niet in elkaar om zo hyper-hypertasking te leven, met een tweede, derde en vierde scherm. Excellentie is een woord dat ons allemaal doet falen. Efficientie bevordert niet de productiviteit, maar benadrukt juist de tijdelijkheid van bestaan, van objecten en een beperkte hoeveelheid tijd om ermee te interacteren.

Het punt is, ik begrijp verzet tegen de grote bewegingen van de samenleving wel. Ik ben alleen tegen het puur tegen zijn, zonder de andere kant ervan te zien. Een andere kant, waarin we geen werkelijke verandering kunnen willen brengen, omdat het systeem ook veel goede dingen voor ons als individu brengt. De hipster is niet genoeg.

We willen eigenlijk waardes voorbij een verdienmodel. Echt veranderen is volgens mij falen binnen de huidige verwachtingsnormen, en zo nieuwe normen creëren.

Dit artikel is eerder verschenen op ‘de Twintiger’, een voormalig journalistiek platform voor en door twintigers.

Terug naar columnoverzicht